Onmisbare soft skills!

Maartje Janssen, BC Broekhin Roermond | 01 June 2015


In het werkprogramma 2010 schrijft de Onderwijsraad onder de agendalijn ‘Problemen en verbeteringen in de kernfunctie van het onderwijs’ over de rol van onderwijs bij het overdragen van extrafunctionele kennis en vaardigheden.

Website de Onderwijsraad

Context: toenemend maatschappelijk belang van non-cognitieve vaardigheden (‘soft skills’)

Succes op school, op de arbeidsmarkt en in de rest van de samenleving hangt niet alleen samen met ‘harde’ cognitieve vaardigheden, maar ook met ‘zachte’ non-cognitieve vaardigheden.

Voorbeelden van deze ‘soft skills’ zijn doorzettingsvermogen, betrouwbaarheid, zelfdiscipline en sociale vaardigheden. Hoewel er aanwijzingen zijn dat het belang van non-cognitieve vaardigheden toeneemt, blijven deze soft skills in het onderwijs onderbelicht. Toets- en examenresultaten zijn in veel gevallen enkel gebaseerd op cognitieve prestaties. Deze vormen een belangrijke, maar zeker geen alomvattende indicator van het succes in de verdere loopbaan. Zo scoren jongens gemiddeld iets hoger op de Cito-toets, maar blijken meisjes vervolgens succesvoller in het vervolgonderwijs.

Waarschijnlijk spelen non-cognitieve vaardigheden daarbij een belangrijke rol. Een complicatie is echter dat deze soft skills zich vaak minder makkelijk laten meten. Bovendien is de vraag in hoeverre het hierbij gaat om vaardigheden die via het onderwijs of juist via opvoeding kunnen worden bijgebracht, of het gevolg zijn van persoonlijkheidskenmerken.

De adviesvraag aan de Onderwijsraad luidde ‘Wat is de betekenis van extrafunctionele kennis en vaardigheden en welke rol kunnen onderwijspraktijk en onderwijsbeleid spelen bij het overdragen daarvan?’. De vraag is of, ondanks de lastige meetbaarheid van deze leerdoelen, toch op een wetenschappelijk gefundeerde manier aan verbetering van deze vaardigheden kan worden gewerkt. Andere vragen spelen in dit verband ook een rol. Waarom zijn deze vaardigheden van belang? Hoe denken verschillende groepen (bijvoorbeeld ouders en leraren) daarover? Welke relatie bestaat er tussen ‘harde’ en ‘zachte’ vaardigheden? Gaat meer aandacht voor ‘zachte’ vaardigheden ten koste van ‘harde’ vaardigheden? Kunnen beide typen vaardigheden ook worden geïntegreerd? Is hierbij een rol voor de overheid weggelegd of is dit vooral een taak voor scholen en gezinnen? (Heckman, J.J., Stixrud, J. & Urzua, S. (2006). The effects of cognitive and noncognitive abilities on labor market outcomes and social behavior. Journal of Labor Economics, 24(3). Merens, A. & Hermans, B. (2009). Emancipatiemonitor 2008. Den Haag: SCP/CBS.)

Genoemde non-cognitieve vaardigheden hebben vaak ook een gendercomponent. Bepaalde vaardigheden worden sterker met mannen, dan wel vrouwen geassocieerd. Het is belangrijk dit gendercomponent en de consequenties daarvan mee te nemen in de analyse en te kijken wat ermee gedaan kan worden. Op welke manier kunnen deze vaardigheden het beste worden overgedragen en is dit verschillend voor jongens en meisjes? Gekeken wordt op welke manier de meeste leerwinst in de overdracht van specifieke soft skills te behalen valt, zonder dat dit ten koste gaat van de aandacht voor cognitieve vaardigheden.

(Onderwijsraad, september 2009)

In een samenleving waarin kennis zich in een razend tempo ontwikkelt en vernieuwt en waarin deze bovendien gemakkelijk onafhankelijk van tijd en plaats benaderd kan worden, lijken non-cognitieve vaardigheden de meest duurzame route naar de mogelijkheid om een leven lang te leren. Recent verscheen een kamerbrief van het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen (OCW) over 'leven lang leren’. Dit is voor het kabinet de komende jaren een speerpunt. Voor een ‘leven lang leren’, zo is de veronderstelling, moet de nadruk worden gelegd op breed inzetbare kennis en zogenoemde leercompetenties: extrafunctionele kennis en vaardigheden. Het vermogen tot zelfgereguleerd leren is noodzakelijk!

Kamerbrief 'Leven Lang Leren'

Dat is een veelgehoorde stelling in onderwijsland. Zelfgereguleerd leren kan worden gedefinieerd als een actief en constructief proces, waarin leerlingen leerdoelen stellen en vervolgens trachten om hun cognitie, motivatie en gedrag te monitoren, te reguleren en te controleren op basis van deze doelen en de kenmerken van de omgeving. Deze definitie legt de complexiteit van zelfregulerend leren bloot: vaardigheden zoals plannen, doelen stellen, evalueren en kennis en kunde van eigen leerstrategieën staan centraal. Dergelijke extrafunctionele kennis en vaardigheden moeten leerlingen in staat stellen om hun eigen leerproces te reguleren. Daarnaast zijn karaktereigenschappen zoals doorzettingsvermogen en (brede) interesse, optimisme en zelfbeheersing faciliterend. Het bekende boek How children succeed van de Canadees-Amerikaanse auteur Paul Though bevat verhalen van onderwijzers en onderzoekers hoe deze vaardigheden aan te leren zijn. Uit deze verhalen blijkt ook dat deze vaardigheden voor een succesvol leven wellicht belangrijker zijn dan het gemeten IQ.

Het boek How children succeed

Deze constatering is ogenschijnlijk in tegenspraak met het gegeven dat kennis steeds specifieker wordt en dat specialisatie van het grootste belang is. Toch voor VO-scholen lijkt hier niet per se een primaire taak te liggen, zo laten bedrijven en instellingen zien. Deze gaan in toenemende mate over op in-company opleidingen waarbij de basale opleiding die aan een onderwijsinstelling genoten is, wordt ingebed in het werk dat verricht moet worden en verdiept wordt in relatie tot de systemen die door de instelling of het bedrijf worden gehanteerd. Algemene cognitieve kennis en vaardigheden vormen daarbij de basis, terwijl non-cognitieve of extrafunctionele kennis en vaardigheden mogelijk het noodzakelijke vehikel vormen, waarmee de specifieke kennis en vaardigheden ontwikkeld kunnen worden. Zo ontstaat duurzaam leren waarbij de balans gezocht wordt tussen een stevig cognitief fundament dat mogelijkheden geeft om op te bouwen, en dat tegelijk voldoende flexibel is om toekomstbestendig specifieke kennis en vaardigheden toe te staan.Non-cognitieve vaardigheden vormen in deze bouwmetafoor het gereedschap waarmee voortdurend gebouwd en verbouwd kan worden, met als doel adaptief te kunnen functioneren in een samenleving die verandering en ontwikkeling als enige constanten kent.

Onze stelling is dat het VO een nieuwe balans moet vinden, passend bij de toekomstige maatschappij. Door opgelegde eisen en doelen van OCW, de Inspectie van het Onderwijs en het College voor Toetsen en Examens (CvTE), leggen reguliere onderwijsinstellingen traditioneel een sterke nadruk op inhoudelijke kennis en vaststaande programma’s om deze kennis op elk niveau te borgen. Ontplooiing van non-cognitieve of extrafunctionele kennis en vaardigheden krijgt weliswaar aandacht, maar staat vaak op gespannen voet met genoemde focus op inhoudelijke kennis. Optimale ontplooiing van vaardigheden die een leven lang leren mogelijk maken en borgen, vereist een hoge mate van onderwijskundig pedagogisch geduld. De uitdaging is om binnen de traditionele robuustheid van opgelegde programma’s toch ruimte te scheppen die leerlingen in staat stelt om duurzame leervaardigheden te ontplooien.

De inspectie van onderwijs

BC Broekhin in Roermond is zo’n reguliere onderwijsinstelling die ernaar streeft deze vernieuwde balans te ontdekken door het Vrije School-onderwijs en het reguliere onderwijs met elkaar te vervlechten met behoud van eigen fundamenten van beide onderwijsstromen. Door gefundeerd onderwijsonderzoek laat BC Broekhin haar leerlingen in een realistische, maar toch ook relatief veilige setting keuzes maken, reflecteren op deze keuzes en de gevolgen ervan ervaren. Als voorbeeld van dergelijk onderzoek noemen wij op de eerste plaats het NRO-gesubsidieerde onderzoek naar de MEGAband. Dat is een ruimte waarin leerlingen hun eigen leerroute kiezen binnen een breed aanbod van zowel cognitieve als non-cognitieve activiteiten op de niveaus funderen, verankeren en excelleren. Een tweede onderzoek is de pilot ‘keuzevrijheid in toetsen’. Hierin bepalen leerlingen zelf – in afstemming op hun leerproces – of toetsen summatief dan wel formatief worden ingezet. Centraal punt bij deze onderzoeken is de feedback met de mentor om zo een optimale cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling te bewerkstellingen die aansluit bij de huidige veeleisende maatschappij en hoogwaardige kenniseconomie. In toekomstige artikelen in het webtijdschrift van de EAL worden genoemde lijnen nader toegelicht, met expliciete focus op de alledaagse onderwijspraktijk.

BC Broekhin in Roermond

Loading Conversation